Pseudo-eindheffing fossiele personenauto's

De normering wordt vormgegeven via de zogeheten pseudo-eindheffing in de loonbelasting. De pseudo-eindheffing komt voor rekening van de werkgevers en het voorgestelde tarief bedraagt 12% van de cataloguswaarde van de auto. Deze heffing voor de werkgever komt aan de orde ongeacht of de werknemer zelf een eigen bijdrage levert voor het gebruik van de auto.

Voor personenauto’s ouder dan 25 jaar wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer. Als “fossiele personenauto’s” die onder deze heffing komen, gelden alle personenauto’s die niet volledig emissievrij zijn, zoals benzine-, diesel-, of hybride voertuigen.

De pseudo-eindheffing is vanaf 1 januari 2027 jaarlijks verschuldigd voor fossiele personenauto’s die vanaf dat moment voor privédoeleinden ter beschikking worden gesteld. De pseudo-eindheffing dient uiterlijk bij de aangifte over het tweede loontijdvak van het volgende kalenderjaar (februari 2028) te worden afgedragen. Hierbij dient aanvullend opgemerkt te worden dat woon-werkverkeer in dit kader als “voor privédoeleinden” wordt aangemerkt, in afwijking van de regels voor de bijtelling privégebruik van werknemers in de loonbelasting. Een personenauto die uitsluitend voor woon-werkverkeer ter beschikking wordt gesteld heeft daarmee dus een pseudo-eindheffing van 12% tot gevolg.

Voor fossiele personenauto’s die reeds vóór 1 januari 2027 ter beschikking zijn gesteld komt er een overgangstermijn die tot 17 september 2030 loopt.